Sierra Nevada

27 september 2016 - Shingle Springs, Verenigde Staten

Zo, we hebben weer eens fatsoenlijke wifi. De afgelopen periode was het wifinetwerk op de diverse campings langzaam en onbetrouwbaar. Nu vanuit Placerville dan eindelijk de foto’s bij het vorige blog. En een nieuw verhaal (de foto’s staan er nu ook op!).

We brengen de week (19-26 sep) door op verschillende plekken in de Sierra Nevada en wow, wat is het hier mooi. Vanuit de camping in Dunlap (Squaw Valley) rijden we op maandag de bergen in over weg 180 naar het bezoekerscentrum van Kings Canyon National Park. Je stijgt rap van >2000 naar <6000 feet, wat resulteert in mooie vergezichten over de vallei. Bij het bezoekerscentrum is een museumpje waar een veelbelovende film getoond wordt over het gebied. In de buurt staan veel sequoia’s, ze zijn gemakkelijk te herkennen aan de mooie kaneelkleurige stam. Onder andere de General Grant staat hier. Dit is de één na grootste boom ter wereld (de grootste is General Sherman, hier vlakbij in Sequoia National Park). Deze boom is ongeveer 1600 jaar oud en heeft aan de basis een diameter van bijna 9 meter. Je weet niet wat je ziet, zo groot. Het is logisch dat sequoia’s ‘giant trees’ worden genoemd, het zijn echt reuzen vergeleken met de andere bomen er omheen.  We doen ons best om de grootte op een foto vast te leggen, maar eigenlijk is dat onmogelijk. Net zoals het de komende dagen onmogelijk zal blijken om de pracht en praal van de omgeving hier goed over te brengen op foto’s. Het is overigens boven in de bergen goed uit te houden, maar later terug op de camping is het 37 graden! Na het eten voetballen we nog even op een grasveldje, tot groot plezier van Roos en Elin.

Dinsdag rijden we de ‘scenic byway’ door Kings Canyon. Dit is ook weg 180, dus je rijdt eerst weer de bergen in en via het bezoekerscentrum waar we gisteren waren. Dan nog een stukje door het bos en dan ineens: Een ronduit ontzagwekkend landschap van kale granieten bergen, doorsneden door diepe canyons. Je voelt hier de historie, de kracht en de grootsheid van de natuur en als mens voel je je compleet nietig. Indrukwekkend! De weg gaat verder als kronkelweg langs de loop van de Kings River (verantwoordelijk voor de canyon) en eindigt in Cedar Grove, een soort vallei omrand door hoge granieten bergwanden. Afgezien van de weg zelf is het landschap prachtig ongerept en wild. Ik roep altijd dat ik Noorwegen het mooiste land vind, wat natuur betreft. Maar inmiddels moet ik mijn mening herzien!

De Californische bosbranden gaan ook aan de nationale parken niet voorbij, merken we hier. Geregeld komen we langs een gebied met zwart verkoolde bomen. Naar het schijnt, gedijen de sequoia’s goed bij bosbranden. Ze kunnen er zelf goed tegen (je ziet veel sequoia’s met brandplekken) en het creëert ruimte en vruchtbare aarde om de bomen heen. ’s Avonds op de camping hebben we nieuwe buren: een Duits koppel met een tweeling van ongeveer 6 maanden oud. We hadden ze gisteren bij de General Grant Tree al gezien. Ze vertellen dat ze drie maanden gaan rondreizen met de camper. Lijkt ons erg zwaar, met twee baby’tjes.

Woensdag vertrekken we uit Dunlap en gaan we op weg naar Oakhurst. Een saaie rit, via Fresno. In Oakhurst regent het zowaar even. Oakhurst is een stadje zoals ik het me soms voorstelde in de VS: compleet op auto’s gericht. Er is geen fatsoenlijke stoep en nauwelijks gelegenheid om als voetganger de 4/5/6-baansweg over te steken. Je ziet alleen auto’s om je heen. Mensen zie je alleen in winkels, en bij de carwash en het tankstation. De camping hier is prima, wel nogal krappe plekken. We worden begroet door een reïncarnatie (in zowel uiterlijk als gedrag :-)) van Siepie. We zitten aan een grotendeels opgedroogd riviertje en de kikkers maken na zonsondergang een oorverdovend kabaal.

Het was een moeilijke beslissing, want we zitten er zo dichtbij. Toch besluiten we donderdag niet naar Yosemite te gaan, omdat we de afgelopen dagen veel gereden hebben, en morgen moeten we weer lang rijden. Roos en Elin zijn toe aan een dagje niet in de camper zitten. We gaan naar het ‘Children’s museum of the Sierra’ dat naast de camping ligt. Een ontdekmuseum volgestouwd met leerzame dingen. Verkleedspullen, een dokterskamer incl. microscopen en röntgenfoto’s met lichtbak, een zandbak waarin je kan graven naar botten, muziekinstrumenten, experimentjes, een brandweerauto etc. Vooral Roos vindt het hartstikke leuk en ook voor Elin is er genoeg te beleven.

Als we ’s avonds onze route naar de volgende camping bestuderen, zien we dat we, met een kleine omweg, toch een bliksembezoek aan Yosemite Valley kunnen brengen. De weg is rustig, maar bochtig en Elin krijgt weer last van wagenziekte. Je rijdt het hele stuk van Oakhurst naar de Valley door de (ook hier soms verbrande) bossen. Pas wanneer je vlak bij de Valley bent, heb je er zicht op, en hoe: het u-vormige landschap van de groene vallei met aan weerszijden hoog oprijzende granieten muren straalt je in al zijn pracht tegemoet. En even later, als je de tunnel naar de vallei uit komt, nog eens. In de Valley is het druk. Terecht, want het is er wondermooi. Zoals gezegd is het heel moeilijk om de grootte en nabijheid van de bergen op foto’s vast te leggen. Als we Yosemite National Park uit rijden, bevinden we ons meteen in het ook al zo mooie Stanislaus National Forest. We lunchen in een ‘diner’ bij Buck Meadows die (weer!) zo in de film kan: met barkrukken, ietwat sjofele bediening en gasten, een caféhoek met sjoelbak en dartboard. Discomuziek uit de speakers. Vergezeld door de soundtrack van Forrest Gump rijden we verder door een dunbevolkt, afgelegen gebied. We komen o.a. door Groveland, een wildwestdorp waar we door een smal straatje met een saloon rijden. Ook andere dorpjes hier hebben het predicaat ‘historical site’, het schijnt dat we hier in een Goldrush -gebied zitten. We komen aparte namen tegen, zoals ‘Chinese Camp’, ‘Tuttletown’, “Moaning Caverns’ en ‘Jackass Hill”. Onze camping ligt in de buurt van het plaatsje Arnold, mooi midden in de bossen (naaldbomen, ook sequoia’s) op 5000 ft hoogte. Er is hier geen wifi en geen mobiel bereik, dus we zijn helemaal offline.

Onze vriendelijke buurman leent al zijn speelgoed uit aan Roos en Elin, en we vermaken ons een dagje op de camping. De buren hebben ’s middags ook kleine kinderen op bezoek en zorgen voor fijne muzikale omlijsting.

Na twee nachten vertrekken we weer, we gaan naar Lake Tahoe. We volgen weg 4 naar het noorden, maar komen dan bij Ebbett’s Pass die afgeraden wordt voor voertuigen langer dan 25 feet (wij zijn 30 feet). Erik had zich goed ingelezen over toegankelijkheid van de wegen, maar deze zagen we toch niet aankomen. Terugrijden is geen optie, dat zou een omweg van zeker 100 km  betekenen. We wagen het er dus toch maar op. Het is een spannende rit, de weg is inderdaad ‘narrow’ en ‘winding’ zoals aangekondigd. Onze camper trekt al het stijgen en dalen prima, gelukkig. De uitzichten zijn prachtig; het is rotsig en we komen een aantal meertjes tegen. We zitten hier behoorlijk hoog, tot bijna 9000 feet. Na de Pass rijden we nog een mooi stuk door een vallei tussen de bergen. Er staan hier loofbomen, en dan zie je opeens dat het herfst is: duizenden gele boomblaadjes, ritselend in de wind terwijl de laagstaande zon er prachtig doorheen schijnt.

We zitten op een camping in South Lake Tahoe, in een naaldbos en aan het meer. Lake Tahoe ligt op ongeveer 6000 feet (2000 meter) hoogte en het is het grootste Alpiene meer ter wereld op het Titicacameer na. Het water is prachtig helder en diepblauw, en het meer wordt omlijst door bergen met naaldbossen (veel sequoia’s weer). Het ziet er schitterend uit. South Lake Tahoe is een toeristendorp met veel accommodaties, restaurants, casino’s en fiets- en bootverhuur. Het weer is hier ongewoon, door de hoge ligging. ’s Nachts is het twee graden en staat in de camper de verwarming te loeien. Overdag is het 26 graden. Volgens het weerbericht wordt het over een paar dagen maar 11 graden overdag, met nachtvorst en sneeuw!

We maken maandag een boottocht vanaf Zephyr Cove (net over de staatsgrens, in Nevada) met een Mississippi paddlewheeler. Een mooi tochtje over het blauwe meer onder een strakblauwe lucht. De boot vaart ook een rondje door Emerald Bay. Ja inderdaad, een smaragdkleurige baai, met een eilandje erin, mooi hoor. Aan het eind van de middag ga ik met Roos naar een strandje aan het meer. Een heerlijk plekje, en we kunnen lekker pootjebaden in het warme, rustige, ondiepe water. Terwijl Roos pannenkoeken bakt van zand en water, fotografeer ik de veranderende kleuren tijdens de zonsondergang.

Foto’s

3 Reacties

  1. Michel:
    28 september 2016
    Heerlijk om je verhalen af en toe te lezen.
  2. Rob Alblas:
    28 september 2016
    Weer een prachtig verhaal. Ik heb vroeger vrij veel van Californië gezien, maar dat moest altijd tussen het werken door en was dus altijd beperkt tot een paar dagen , en nooit zo uitgebreid als jullie nu beleven. Ik neem aan dat jullie camperreis er nu bijna op zit en dat jullie teruggaan naar San Francisco. Een leuke stad waar ik twee keer ben geweest, erg kosmopolitisch en interessant. Zie op de kaart dat jullie niet zo erg lang van SF afzitten. Nog veel plezier en tot schrijvens. Pa
  3. Marjolein:
    1 oktober 2016
    Het is heel erg leuk om steeds te lezen. Wij hadden dezelfde verbazing en gedachten op precies dezelfde momenten. Daarom erg herkenbaar op de manier zoals je omschrijft. Veel plezier nog in San Francisco!